zaterdag 2 april 2016

Huishouden

Vandaag heb ik even vreselijk huisgehouden:

huis·hou·den (hield huis, heeft huisgehouden)
1 het huis besturen
2 tekeergaan: de vijand heeft vreselijk huisgehouden heeft gemoord, geplunderd enz.

huis·hou·den (het; o; meervoud: huishoudens)
1 het besturen, het leiden van een huis
2 gezin


En toen was alles weer schoon...!

0 Comments:

Een reactie posten

<< Home